De afkorting LCD staat voor Liquid Crystal Display, oftewel vloeibare kristallen beeldscherm. De lcd-cel bestaat uit twee glasplaten die met een fotolithografieproces voorzien zijn van elektroden van ITO (indium-tinoxide). Daartussenin zit een laagje vloeibaar kristal (LC). Aan de buitenzijden van de cel zitten twee polarisatiefilters geplakt (zie onderstaande afbeelding van subpixel).

In de toestand tussen de vaste en vloeibare fase hebben de moleculen van nature een gedraaide structuur. Door op de onderste glasplaat verticale ITO-banen en op de bovenste plaat horizontale banen te etsen krijg je een raster van ITO-sporen waarmee je op elk ‘kruispunt’ een spanningsverschil kan opleggen. Door deze spanning kan de gedraaide structuur worden beïnvloed en zodoende de lichtdoorlaat worden geregeld. Nu kunnen pixels worden gecreëerd die elk afzonderlijk aan of uit kunnen worden gezet. Dit wordt aangestuurd door een chip. Om een kleurendisplay te maken moet elk pixel in drieën worden gesplitst (subpixels). Er moeten dan drie keer zoveel verticale ITO-banen gemaakt worden en daarbij moet in de cel een kleurenfilter worden geplaatst dat elk van de drie subpixels ofwel rood, ofwel groen ofwel blauw kleurt. Op deze wijze kan ieder gewenst beeld verkregen worden.